Bij depressie andere darmmicrobiota

Personen met een depressie hebben een andere samenstelling van de darmmicrobiota ten opzichte van gezonde proefpersonen. De wetenschappers verzamelden ontlastingmonsters van 236 proefpersonen. De helft van hen had een depressie, maar kreeg daar geen medicatie voor en de andere proefpersonen waren gezond. Het totale genoom van bacteriën en ook virussen werd geanalyseerd. Vervolgens werden de overeenkomsten en verschillen tussen beide groepen proefpersonen geanalyseerd. Van 47 bacteriesoorten, 50 metabolieten en 3 bacteriofagen (virussen die bacteriën infecteren) verschilde het aandeel substantieel tussen personen met en zonder depressie. Personen met een depressie hadden een groter aandeel van Bacteroidesbacteriën in hun darmmicrobiota. Een toename van deze bacterie, verhoogt de productie van cytokinen en kan bijdragen aan inflammatie. Daarentegen was het aandeel van Blautia en Eubacteriën lager ten opzichte van gezonde controlepersonen. Blautia blijkt inflammatie juist tegen te gaan. Ook de concentraties van diverse metabolieten verschilden tussen depressieve en gezonde personen. Veel van deze metabolieten spelen een rol bij het metabolisme van aminozuren zoals gamma-aminoboterzuur (GABA), fenylalanine en tryptofaan. De concentratie van GABA was lager bij depressieve personen. Dysregulatie van GABA - die als neurotransmitter fungeert - kan mogelijk leiden tot depressieve symptomen. De wetenschappers creëerden tevens een model bestaande uit twee bacteriesoorten, twee bacteriofagen en twee metabolieten op basis waarvan met 90% accuraatheid een depressief persoon van een gezond persoon kon worden onderscheiden. Bij een depressie speelt een andere samenstelling van bacteriesoorten, bacteriofagen en metabolieten in de darmflora vermoedelijk een rol, zo blijkt uit de resultaten.