Insulinegevoeligheid beter met choline en betaïne?

Onder redactie van Dr. Gert Schuitemaker Gert Schuitemaker

Onder redactie van Dr. Gert Schuitemaker

2 min

Per 48 uur kun je als gast 2 artikelen gratis lezen; dit is gratis artikel 1 van 2.

Neem een digitaal abonnement  of Inloggen als abonnee
Een hoge inname van choline en de verwante stof betaïne is in verband gebracht met een verminderde insulineresistentie. Er namen 2394 volwassen personen deel aan de studie. Aan de hand van een voedingsvragenlijst werd de inname van choline en betaïne geschat. Op basis van het HOMA-IR model werd een inschatting gemaakt van de mate van insulineresistentie en met behulp van het QUICKI model werd de insulinegevoeligheid bepaald. Een hoge inname van choline en betaïne uit de voeding was gerelateerd aan een significant lagere nuchtere glucose- en insulinespiegel en significant minder insulineresistentie in vergelijking met een lage inname van deze twee methyldonoren. De gevoeligheid van de lichaamscellen voor insuline was significant hoger bij een adequate inname van zowel choline als betaïne. Deze relatie werd niet beïnvloed door de leeftijd, het geslacht, de mate van fysieke activiteiten of de totale inname van calorieën. Wel bleek het verband te worden beïnvloed door het percentage buikvet bij mannen. Er bleek bovendien een lineair verband tussen de inname van choline en betaïne en de ernst van insulineresistentie; hoe hoger de inname van beide methyldonoren, hoe minder de lichaamscellen resistent waren voor insuline. De resultaten van de studie laten een relatie zien tussen de inname van choline en betaïne enerzijds en insulineresistentie anderzijds. In vervolgstudies moet onderzocht worden of het een causaal verband betreft. Rijk aan choline zijn lever, eierdooiers, zalm, melk, sojabonen en pinda’s. Rijk aan betaïne zijn vis, spinazie, broccoli, peulvruchten en bieten.

Schrijf u nu in voor onze nieuwsbrief en blijft op de hoogte van het laatste orthomoleculaire nieuws.

Gerelateerde artikelen