Suppletie met calcium en ijzer

Wanneer zowel met ijzer als calcium gesuppleerd wordt, moet bij het vaststellen van de dosering en het moment van inname rekening gehouden worden met de mate van absorptie van deze voedingsstoffen onder de gekozen omstandigheden. Van een therapeutische dosis ijzersulfaat is in een onderzoek een driemaal hogere opname gevonden (7,7 respectievelijk 2,1%, bij inname met water dan bij inname tijdens de maaltijd. Wanneer de maaltijd tevens 300 mg calciumcarbonaat bevat neemt de opname van het ijzersulfaat met nog eens 24% af. Inname van zowel ijzersulfaat als calciumcarbonaat met water doet de opname van het ijzer niet verminderen. De absorptie van het calcium is dan echter niet optimaal. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij personen met a-chloorhydrie (het ontbreken van zoutzuur in het maagsap) en incidenteel ook bij personen zonder deze aandoening calcium, gegeven in de vorm van calciumcarbonaat of als een andere relatief slecht oplosbare verbinding, slechter opgenomen wordt tijdens vasten dan tijdens de maaltijd (Recker R.R. N.Eng.J.Med. 313,p.70, 1985; Heaney R.P. et al. Am.J.Clin.Nutr. 49,p.372, 1989). Wanneer het calcium, gegeven als calciumcarbonaat, melk of zelfs als een goed oplosbare verbinding, zoals calcium-citraat-malaat, met vast voedsel genomen wordt, blijkt de opname zelfs 10 tot 30% hoger.