Per 48 uur kun je als gast 2 artikelen gratis lezen; dit is gratis artikel 1 van 2.
Neem een digitaal abonnement of
Inloggen als abonnee
Virusinfecties van de lever in de vorm van hepatitis-C (HCV) worden behandeld met alfainterferon. Een deel van de patiënten heeft weinig baat bij de behandeling. De reden hiervoor is niet bekend. In de lever fungeert metallothioneïne (MT) als metaalbindend
eiwit en beschermt tegen
vrije radicalen, waarbij
zink een belangrijke rol speelt. Vermoed wordt dat de werkzaamheid van alfainterferon samenhangt met de zinkstatus van de HCV-patiënt. Twee groepen HCV-patiënten, namelijk 22 responders en 25 nonresponders op behandeling met alfainterferon, werden onderzocht op de 24-uurs variaties van zink in het
serum in vergelijking met gezonde personen. In de ochtend (basaal niveau) waren de zinkconcentraties het hoogst en deze namen in de loop van de dag geleidelijk af. De basale zinkconcentraties van de chronische HCV-patiënten waren
significant verlaagd ten opzichte van de controlepersonen: 73 respectievelijk 93
microgram per deciliter. Na een injectie met 10 miljoen eenheden interferon trad een versterkte afname van zink in het serum op, in de orde van 40 procent. Behandeling met alfainterferon gedurende 24 weken resulteerde in meetbare verschillen van zink in het serum en in leverweefsel. In het leverweefsel, voor en na alfainterferon, waren deze waarden respectievelijk 27,7 en 41,2 microgram zink per gram. Van patiënten met leveraandoeningen is bekend, dat zij vaak tekorten aan zink hebben als gevolg van onvoldoende inname met de voeding. Toediening van zink zou de activiteit van MT in de lever als vrije radicalenvanger kunnen versterken. Uit de resultaten leiden de onderzoekers af, dat zinksuppletie van nut kan zijn voor patiënten met hepatitis-C die een therapie met alfainterferon ondergaan.