Stoffen in olijfolie remmen leukemiecellen

Epidemiologische studies en dierproeven tonen een protectief effect voor olijfolie ten aanzien van kanker. Onder de bestanddelen welke in aanmerking komen voor zo'n effect ging de aandacht uit naar enkelvoudig onverzadigde vetzuren (oliezuur), squaleen, tocoferolen en fenolische stoffen. Vooral de fenolische stoffen in olijfolie staan momenteel sterk in de belangstelling.
Aan de Universiteit van Perugia in Italië werden tests uitgevoerd met extracten verkregen uit olijfolie ‘extra vierge’ met een hoog gehalte aan fenolische stoffen. Deze werden toegevoegd aan celkweken van humane promyelocytische leukemiecellen type HL60.
De groei werd op een tijds en concentratieafhankelijke wijze geremd en geheel geblokkeerd bij een concentratie van 13,5 milligram per liter kweekvloeistof. Vervolgens konden twee fenolische stoffen worden geïsoleerd, namelijk het 3,4 DHPEA EDA (de dialdehydvorm van elenoïnezuur gebonden aan hydroxytyrosol) en pHPEA EDA (een soortgelijke vorm gebonden aan tyrosol). Zeer waarschijnlijk is de antiproliferatieve werking van het extract met fenolische stoffen voor een belangrijk deel toe te schrijven aan 3,4 DHPEA EDA en pHPEA EDA. De resultaten ondersteunen de hypothese dat fenolische stoffen een kritische rol in de chemopreventie van kanker door olijfolie kunnen vervullen.