‘Zoet’ zit in de genen
Onder redactie van Dr. Gert Schuitemaker

Onder redactie van Dr. Gert Schuitemaker
2 min
Dit artikel is openbaar en gratis te lezen
Dit artikel is openbaar gesteld, zodat deze door iedereen te lezen is. Om onbeperkt ook alle andere betaalde artikelen te kunnen lezen, neem dan via onderstaande knop een abonnement.
De beleving van zoet is sterk genetisch bepaald. Dit blijkt uit onderzoek met tweelingen.
De wetenschappers onderzochten een groep van 1900 jongeren waarvan 695 tweelingen (een- en twee-eiige). Ze hadden een gemiddelde leeftijd van zestien jaar. Bij de deelnemers werd de smaakbeleving getest van twee oplossingen van natuurlijke suikers (glucose en fructose) en van twee kunstmatige zoetstoffen (aspartaam en neohesperidine DC).
Bij alle deelnemers nam de ervaren intensiteit van de zoetstof af met het ouder worden. Over het algemeen werd aspartaam door de mannelijke deelnemers als zoeter ervaren dan door de vrouwelijke proefpersonen.
Het bleek dat eeneiige tweelingen over het algemeen dezelfde zoetbeleving hadden. In vergelijking met twee-eiige tweelingen gaven ze de verschillende suikers en zoetstoffen vaker dezelfde score voor wat betreft de zoetheid. De wetenschappers berekenden aan de hand hiervan dat de zoetbeleving voor ongeveer 30% genetisch wordt bepaald. Ook concluderen ze dat slechts enkele genen verantwoordelijk zijn voor de smaakbeleving van zoete stoffen.
Zogenaamde ‘zoetekauwen’ hebben vermoedelijk onder invloed van genen een lage intensiteit van de zoetbeleving, waardoor ze geneigd zijn om extra suiker toe te voegen aan bijvoorbeeld koffie of thee.
Schrijf u nu in voor onze nieuwsbrief en blijft op de hoogte van het laatste orthomoleculaire nieuws.