Vleesvervanger: lagere beschikbaarheid aminozuren

De biologische beschikbaarheid van aminozuren is lager van plantaardig kunstvlees ten opzichte van echt vlees.

Aan het experiment namen dertig gezonde mannen deel in een leeftijd van 20 tot 34 jaar. Ze kregen in willekeurige volgorde een tortilla-wrap gevuld met (plantaardig) rood vlees, groenten, salsa en kruiden. De hoeveelheid vlees was telkens 220 gram. Het betrof lamsvlees uit Nieuw-Zeeland, weiderundvlees, met graan afgewerkt rundvlees of een plantaardige vleesvervanger. De mannen kregen de maaltijden met tussenperiodes van minimaal een week. Na iedere testmaaltijd werden gedurende vier uur bloedmonsters verzameld. 

Voor de maaltijden werden geen verschillen gezien in de hoeveelheid aminozuren in het bloedplasma. Wel verschilden de concentraties van niet-essentiële aminozuren sterk en deze waren afhankelijk van de BMI van de deelnemers. De concentraties aminozuren bereikten twee tot drie uur na de maaltijden een piek. De totale hoeveelheid beschikbare aminozuren in het bloed was echter significant lager na inname van het kunstvlees ten opzichte van de vleessoorten. Hetzelfde gold voor de concentraties van de essentiële, vertakte-keten en niet-proteïnogene aminozuren. 

De consumptie van een plantaardige vleesvervanger gaat gepaard met een lagere biologische beschikbaarheid van (essentiële) aminozuren ten opzichte van de consumptie van een echt stuk vlees.